Geschiedenis
Ons platform viert zijn 30-jarige bestaan! Een terugblik ...
POLITIEKE HERVORMINGEN EIND JAREN 80 OF EEN SOCIALE ZEKERHEID IN CRISISTIJD
De economische crisis van de jaren 80 dwong de overheid ertoe een beleid uit te werken dat de parallelle ontwikkeling van residentiële en ambulante geestelijke gezondheidszorgdiensten mogelijk moest maken.
Een eerste impact van de crisis op de geestelijke gezondheidszorgsector was de opschorting van het ziekenhuisprogramma.
Eind jaren 80 bestelde de toenmalige minister van Sociale Zaken, Philippe Busquin, een wetenschappelijke studie naar de voorzieningen in psychiatrische ziekenhuizen en de behoeften op het vlak van geestelijke gezondheidszorg.
De studie bracht drie belangrijke elementen aan het licht:
- De nood aan een herinschakeling van gestabiliseerde chronische patiënten in hun eigen leefomgeving;
- Het gebrek aan omkadering van psychiatrische diensten voor de behandeling van volwassen patiënten (zowel ‘s nachts als overdag), met het oog op hun herinschakeling in de maatschappij;
- Het gebrek aan samenwerking tussen de verschillende geestelijke gezondheidszorginstanties, dat een coherent en kostenefficiënt beleid voor geestelijke gezondheidzorg in de weg stond.
GEESTELIJKE GEZONDHEID 2.0
Tegelijk ging men in diezelfde periode de geestelijke gezondheid anders gaan bekijken.
De hervormingen die volgden, moesten de kwaliteit van de zorg optrekken via alternatieve ziekenhuisdiensten.
In juli 1990 werd op initiatief van minister Busquin de eerste fase van de hervormingen binnen de sector in koninklijke en ministeriële besluiten gegoten. Die besluiten lagen onder meer aan de basis van de oprichting van de psychiatrische verzorgingstehuizen (PVT) en de initiatieven beschut wonen (IBW).
Beide nieuwe structuren kregen als taak zorg te bieden aan gestabiliseerde chronische patiënten, in lijn met de wens om een onderscheid te maken tussen zorgfuncties en therapeutische functies.
De overlegplatformen geestelijke gezondheid zagen eveneens in 1990 het levenslicht. Hun missie bestond erin de complementariteit van de zorgstructuren op eenzelfde grondgebied te promoten, inclusief van residentiële en ambulante diensten.
Verder moesten zij optreden als tussenpersoon, tussen de actoren op het terrein enerzijds en de beleidsmakers anderzijds. Het is precies die rol die zij opnamen in de uitwerking van de pilootprojecten die volgden.
EIND 1991 RICHTTE DE FEDERALE REGERING ZICH TOT DE LIGUE FRANCOPHONE DE SANTÉ MENTALE IN BRUSSEL OM HET PLATFORM OP TE ZETTEN
De toenmalige voorzitter, Michel De Clerq, riep alle betrokkenen samen.
De eersten die zich aanmeldden, waren:
- Betty Lavalle voor kliniek Sans Souci
- Claude Petit voor ziekenhuis Titeca
- Isidor Pelc, door het OCMW van Brussel afgevaardigd om het Brugmann-ziekenhuis te vertegenwoordigen
- Michel De Clerq als projectcoördinator
Het OCMW van Brussel stelde nagenoeg meteen twee juristen ter beschikking van het gezelschap om aan de statuten te werken.
Na maanden van vergaderen werd de laatste hand gelegd aan een tekst die werd verstuurd naar alle in kaart gebrachte structuren die mogelijk konden voldoen aan de toetredingsvoorwaarden:
- de psychiatrische ziekenhuizen
- de psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen
- de initiatieven beschut wonen
- de geestelijke gezondheidscentra
- de psychiatrische verzorgingstehuizen.
Er werd een bijeenkomst gepland in het Maison des Associations Internationales (MAI) in Elsene.
Een vijftigtal structuren daagden op. Diezelfde dag nog werden de eerste statuten ondertekend.
Zo zag het Brussels Platform Geestelijke Gezondheid (voorheen het Overlegplatform Geestelijke Gezondheid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) het levenslicht en nam het zijn intrek in de Marsveldstraat in Brussel.